Cultuur reis Peru en Incatrail naar Machu Picchu, Saqsaywaman – Christo Blanco – Puca Pucara – K’enko – Coricancha.

Het eerste doel van de dag is het nationaal archeologische park Saqsaywaman (leuk ezelsbruggetje: sexy woman) dat “doorvoede valk” betekent en hoogstwaarschijnlijk als religieus bouwwerk om de zonnegod te vereren. Van boven gezien zou Saqsaywaman samen met het toenmalige Cuzco de vorm van een poema hebben met Saqsaywaman als hoofd. Het heeft een indrukwekkende omvang waaraan volgens overleveringen 60 jaar is gebouwd door 60.000 tot 70.000 werkers. Even indrukwekkend was dat het transport van de grote stenen, soms 50 – 70 ton zwaar, van de vindplaats tot de fortificatie soms wel 30 jaar kon duren en dat het bewerken van de stenen, afhankelijk van de grootte en vorm 3 tot 6 maanden kon duren. Volgens Ricardo is het door de conquistadores, de Spaanse veroveraars, verwoest om het verzet van de Inca’s te breken, en zijn de stenen gebruikt voor de gebouwen in Cuzco (vergelijkbaar met de Romeinse bouwwerken in Rome waarvan delen later zijn gebruikt voor het bouwen van de kerken).

Naast Saqsaywaman staat Christo Blanco, een 25m hoog in 1945 gebouwd Christusbeeld dat vanuit Cuzco goed te zien is en ’s avonds verlicht is.

Het volgende doel is Puca Pucara “kleine rode vesting” waar enkele handelsroutes bijeen kwamen, waar handel werd gedreven en logies werd gegeven aan passanten.

Van daaruit te voet naar K’enko, het labyrint. De tocht leidde langs diverse overblijfselen uit de Incatijd waaronder nog een stuk van de originele Inca-trail. Hier kregen we een eerste indruk van het Peruaanse, zeer eenvoudige, plattelandsgebeuren. Door de wandeling ging het bezoek aan Tambo Machai, de “Inca baden”, niet door maar het was een goede ruil omdat later nog andere Inca baden werden bezocht. Het labyrint K’enko, gebouwd ca. 1500 na Christus, werd gebruikt voor de rituelen wanneer iemand overleden was. Buiten was een grote ruimte voor de dorpelingen en andere niet naast verwanten van de overledene. De naasten gingen mee naar binnen voor het bijwonen van de rituele handelingen. Omdat de Inca’s geloofden in wedergeboorte werden de overledenen in foetushouding gebracht. Van het gewone volk werden de overledenen, slechts in een doek gewikkeld, te drogen gelegd in de zon, edelen werden gebalsemd en met zouten behandeld.

Vervolgens terug naar Cuzco voor een bezoek aan het Coricancha complex “Zonnetempel”, daaroverheen de Spanjaarden de Santo Domingo kerk en twee kloosters hebben gebouwd. De resten van de tempel, ooit geheel met goud bedekt, zijn pas ontdekt toen na een aardbeving delen van het pleisterwerk dat de Spanjaarden over de muren hadden aangebracht er af vielen en muren van de originele tempel zichtbaar werden. Daardoor werd een indrukwekkend staaltje van bouwkunst, in het bijzonder het nauwkeurig vormgeven van de stenen, weer zichtbaar. Dat is vooral indrukwekkend gezien de primitieve werktuigen die daarvoor zijn gebruikt, vaak niet veel meer dan een hardere steensoort.

Als laatste stond een bezoek aan de kathedraal op het programma dat misliep vanwege een optocht van prachtig geklede meisjes die dansend door Cuzco trok. Het waren scholieren, die per school uit de streek, een verschillend kostuum aan hadden. Aan het eind werd de optocht door een jury bekeken en beoordeeld.  ’s Avonds tijdens het diner een optreden van een muziek- en een dansgroepje dat lokale muziek en dansen bracht.